Categorie archief: Notities

Iets over Joan Didion

Joan Didion. Tot riep de naam niet veel op dan een vaag gevoel van herkenning. Wel eens van gehoord? Ja, iets met een overleden man en kind, toch? Begin dit jaar kwam ik toevallig haar essay Goodbye to all that tegen – hier om precies te zijn – waarin ze zich haar leven als jonge vrouw in New York herinnert. Het leest als het verslag van een droom, maar waar dromen doorgaans hun magie verliezen zodra ze naverteld worden, weet Didion steeds de juiste woorden bij de beelden te vinden, zonder ooit in sentimentaliteit te vervallen.

Vorige week kocht ik, na een welkome herinnering, eindelijk een bundel met haar non-fictie werk: We tell ourselves stories in order to live. Ik ben er pas net in begonnen en wil hier slechts enkele kleine dingen noemen die mij tot nu toe opvielen. Afgezien van het bovenstaande citaat – dat ontzettend veel associaties oproept, maar hier even voor zich moet spreken want daar wil het een andere keer over hebben – eigenlijk alleen de volgende twee uiterst onbelangrijke observaties.

Allereerst: een profiel van Newt Gingrich uit 1995 opent met een opsomming van personen, gebeurtenissen en boeken die hem hebben geïnspireerd. Gingrich, ook dit jaar in de race om presidentskandidaat voor de republikeinse partij te worden, noemde ruim anderhalf jaar geleden zijn huidige tegenstrever Herman Cain – u weet wel, die pizzabakker die in de buurt van vrouwen ‘niet zo handig in de omgang is’ – als voorbeeld. En iets verderop trouwens ook Huizinga’s Herfsttij der Middeleeuwen.

Het tweede dat opviel, was dat Didion in Slouching towards Bethlehem (1967), over San Francisco in de jaren ’60, vertelt hoe een zweverig type de numerologie van haar naam uitvogelt (een pseudo-wetenschap à la astrologie). “Mine has a double death symbol”, schrijft ze. Een uiterst wrange toevalligheid wanneer je bedenkt dat ze de afgelopen tien jaar twee veelgeprezen boeken schreef over het verlies van haar man, de schrijver John Gregory Dunne, en haar dochter Quintana.

Zoals gezegd: twee niet al te belangwekkende observaties. Maar doe er uw voordeel mee.

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Notities

Vrijheid

Ik heb het opgegeven. Mijn pogingen op basis van pure wilskracht mijn internetgedrag (lees: mijn neiging tot eindeloos facebook refreshen, e-mail binnenhalen en wikipedia-pagina’s lezen) te controleren liepen op niets uit. Ik ben in de jaren tachtig vrij geboren, maar sinds de opkomst van het internet overal geketend. Of iets dergelijks.

Ik wist al langer van het bestaan van het programma Freedom, dat je internet voor een bepaalde tijd afsluit, maar voelde me er eigenlijk een beetje te goed voor. Welke slappeling kan zijn browser niet een paar uur onaangeroerd laten wanneer dat nodig is? Ik dus.

Deze nieuwe zelfkennis had een flinke deuk in mijn ego kunnen betekenen. Je komt jezelf tegen, zoals dat heet, en ontdekt een karaktertrekje dat zwakker is dan je zou wensen. Gelukkig ben ik niet de enige, en is het ook nog eens verstandig je pogingen op te geven om op basis van wilskracht onnozele dingen als niet ‘internetten’ te bereiken.

Afgelopen weekend las ik een recensie van het boek Willpower van John Tierney en Roy Baumeister. Hendrik Spiering schrijft:

Want, zo heeft Baumeister eind jaren negentig ontdekt, een mens heeft geen eindeloze voorraad wilskracht. De een heeft van nature misschien meer zelfcontrole dan een ander, maar als je die beperkte vermogens tot zelfcontrole vooral besteedt aan dagelijkse beslissinkjes, houd je minder mentale energie over voor grootsere daden. En tegen nieuwe, belangrijke zaken ga je enorm opzien. Liever nog even tv. Of de krant lezen. En dus niet eindelijk de schuur eens opruimen, laat staan een nieuwe hobby beginnen.”

Of ik de schuur opruimen zou willen zien als een grootsere daad dan de krant lezen? Dat weet ik niet. Maar het gegeven dat er een beperkte hoeveelheid wilskracht beschikbaar is, was nieuw voor mij.

Toen ik diezelfde dag naar een oud interview met Zadie Smith luisterde, en ze naar aanleiding van haar artikel over Facebook in de New York Review of books vertelde dat ze haar telefoon verstopte en internet door middel van Freedom afsloot om te kunnen werken, besloot ik dat het absurd was me daarvoor te goed te voelen. Na een halve dag van de uitprobeer-versie gebruik te hebben gemaakt, was ik verkocht. Handelingsvrijheid opgeven om je mentaal zoveel vrijer te voelen, het is een prachtige paradox.

Ik wilde nog iets schrijven over hoe de rede slechts de slaaf van de passie is, of zou moeten zijn. En hoe internetpagina’s verversen moeilijk een passie genoemd kan worden, en dat passie en rede allebei slaven van de verstrooiing zijn. Maar terwijl ik dit schrijf staat mijn internet uit, en ik kan het precieze citaat van Hume en de context niet opzoeken. Wanneer ik dit upload, ben ik waarschijnlijk toch te druk met Facebook verversen.

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Notities

Beginzin

Ik vond nergens foto van mijn suikerpot. Daarom deze met, als u goed kijkt, een zoutvat en een pepermolen.

Ik las vandaag Marjolijn Februari’s De literaire kring. Getuige haar columns is ze de onbetwiste koningin van de beginzin. U zult begrijpen dat ik, nadat ik het boek open had geslagen, enigszins teleurgesteld was toen ik las: “De suikerpot viel van tafel.”

Hondervijftigeneenpaar pagina’s later viel een geopende suikerpot van mijn eigen tafel. Ik kon het ding ternauwernood met anderhalve vinger vastgrijpen. Mijn eerste gedachte verraadde mijn natuur, ik dacht namelijk: bah, dat gaat ooit weer een keer gebeuren, en dan vang ik hem vast niet.

Pas toen schoot de openingszin van De literaire kring me weer te binnen. Ik bladerde voor de zekerheid terug, en concludeerde dat Februari nog veel betere beginzinnen schrijft dan ik aanvankelijk dacht, of zelfs voor mogelijk had gehouden. Enige foutje: Victor Herwig, de journalist die in het boek opspringt om de pot te vangen, grijpt net mis. Ik zie het maar als een waarschuwing, de volgende keer dat ik over een vallende suikerpot lees, zet ik de mijne voor de zekerheid even terug in de kast.

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Notities

Geklaag over lezen in een vliegtuig

Zadie Smiths Changing my mind. De prachtige omslag zegt eigenlijk genoeg.

Zo heel af en toe zit ik in een vliegtuig. Vanochtend vroeg vond ik mijzelf terug – na een periode van waakslaap in verschillende bussen – in een Boeing zonder stiltecoupé. (Mijn spellingcontrole kent het woord waakslaap, waarvan ik dacht het zojuist te hebben uitgevonden.) Op het type vliegreis dat ik mij kan veroorloven, wordt het lawaai van de motoren ruimschoots overstemd door dat van de passagiers en het kraslotverkopende cabinepersoneel. (Twee woorden die mijn spellingcontrole niet blijkt te kennen.)

Net als op de heenvlucht lukte het me niet meer dan een paar alinea’s te lezen. Nu vanwege een meisje een rij achter mij die erin slaagde een uur lang en onafgebroken in clichés haar eigen levensverhaal van kleur te voorzien, in een verwoede poging haar gesprekspartner – duidelijk een collega – ervan te overtuigen dat ze ontzettend interessant is. Kende haar collega iemand die “iets met integratie en vluchtelingen” deed? Zij had met Irakese vluchtelingen gewerkt, dat was “ontzettend zwaar, ze hebben zoveel meegemaakt.” Daardoor was ze “enorm dankbaar voor haar leven.” Toen het gesprek richting het hete hangijzer van de hedendaagse parlementaire verhoudingen voer, en Mark Rutte ter sprake kwam, gaf ze toe niet veel met de premier op te hebben. “Want,” zei ze, “ik ben veel te socialistisch voor de VVD.”

Maar goed, waarom dit gezeur? Omdat ik, iedere keer dat ik werd afgeleid, terugging naar het punt waar ik begonnen was: de alinea in Nabokovs Speak, Memory waar ik vorige week ook al niet zonder kleerscheuren voorbij kwam. Ik dacht het deze korte vakantie uit lezen, maar het lot besliste anders. Toen ik weer voet op Hollandse bodem zette was ik geen moer opgeschoten.

Er kwam iets tussen. Zoals wel vaker op vakantie een niemendalletje. De anti-snobistische exhibitionist in mij zou nu graag zeggen dat ik het dan over iets Millennium Brown-achtigs heb, maar helaas, dat gaat mij echt te ver. Wat wel? How to be idle van de Britse beroepsluilak Tom Hodgkinson. Een boekje dat specifiek gericht lijkt op mensen die graag zonder schuldgevoelens niet te hard willen werken en die gezegend zijn met een gezonde aanleg voor escapisme. Hierover later misschien meer.

Verder (her)las ik hier en daar een essay in Zadie Smiths magistrale Changing my mind. Onder meer haar onnavolgbaar intelligente stuk over het herlezen van Nabokov en Barthes. Smith is gezegend met een van de zeldzaamste kwaliteiten die een schrijver kan bezitten: wanneer je haar essays leest, voel je hoe het zou zijn wanneer je intelligenter, oplettender, gevatter – kortom, een beter mens – zou zijn.

Dat herlezen van Nabokov delen we in ieder geval. Maar waar zij een prachtige verhandeling schrijft over hoe ze in Pnin woont als in een huis, worstel ik me in het vliegtuig keer op keer door dezelfde pagina, zonder er veel van op te steken. De moraal? Misschien dat wie tijdens het vliegen iets goeds wil lezen, RyanAir links moet laten liggen. Of anders op z’n minst oordoppen moet meenemen. Maar liever deze optimistische gedachte: ik heb nog evenveel te genieten als een week geleden, want wie bewaart, die heeft wat.

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Notities

Korte gedachte over lezen

Vladimir Nabokov door Yousuf Karsh

Een paar weken geleden las ik Neil Postmans Amusing Ourselves to Death. Postman vroeg zich retorisch af hoe vaak de dagelijkse stroom aan nieuwsberichten iemands gedrag nog werkelijk beïnvloedt. Een opmerking die sindsdien door mijn hoofd is blijven spoken. Vlak daarna las ik Bas Heijne’s essay Echt Zien. Literatuur in het mediatijdperk, waarin hij zich afvraagt of literatuur nog een rol van betekenis kan spelen.

Vanochtend kwamen deze twee zaken opeens samen. Ik zat op de Fast Ferry terug uit Ridderkerk, waar ik bij een fotolab aldaar een afdruk moest ophalen. Op de boot las ik verder in Vladimir Nabokovs Speak, Memory.

Gisterenavond in bed had ik het boek dichtgeslagen nadat ik de eerste alinea’s van de tweede paragraaf van het vierde hoofdstuk las. Tot dat moment twijfelde ik nog hoe laat ik vandaag naar Ridderkerk zou fietsen. Pas op de boot terug realiseerde ik me hoe ondubbelzinnig de relatie, tussen wat ik had gelezen en op welk tijdstip ik mijn wekker instelde (6:30), werkelijk was.

Dit was wat ik las voordat ik de stekker van mijn lamp uit het stopcontact trok. (Ik vergat ooit, toen ik de draad van een nieuwe stekker voorzag, een schakelaar toe te voegen en heb ook sindsdien verzuimd dat te doen.

Summer soomerki – the lovely Russian word for dusk. Time: a dim point in the first decade of this unpopular century. Place: latitude 59° north from your equator, longitude 100° east from my writing hand. The day would take hours to fade, and everything – sky, tall flowers, still water – would be kept in a state of infinite vesperal suspense, deepened rather than resolved by the doleful moo of a cow in a distant meadow or by the still more moving cry that came from some bird beyond the lower course of the river, where the vast expanse of a misty-blue sphagnum bog, because of its mystery and remoteness, the Rukavishnikov children had baptized America.

Nabokov spreekt weliswaar over schemering na een zonsondergang, en dat van die koe komt mij wat sentimenteel voor, zijn schoonheidsbeleving werkt aanstekelijk. Vooral die ‘infinite state of vesperal suspense’ deed het bij mij goed, terwijl ik niet eens weet wat ‘vesperal’ betekent. En bij herlezing kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat Nabokov iets vreemds schrijft, namelijk dat de kinderen Amerika doopten, in plaats van de plek tot America om te dopen, wat in mijn oren logischer klinkt. Bon, voor de dageraad zou mijn fietstocht weliswaar een stuk kouder voor vinger en teen, maar zonder twijfel ook aangenamer voor het oog zijn.

Overigens: terwijl ik dit een uur na thuiskomst schrijf, zijn mijn voeten nog steeds niet geheel bekomen van de schrik. Verder ben ik ook gewoon opgelucht dat ik die rit, die telkens twee keer zo lang als ik me vooraf inbeeldde blijkt te zijn, al achter de rug heb.

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Notities

Neil Postman (III)

Vanochtend las ik de laatste pagina’s van Neil Postmans “Amusing Ourselves to Death”.

Tegen het einde stond er een fascinerende zin, die een achteraf zeer naïef gebleken verwachting combineert met een heerlijk droge opmerking die toch wel enigszins vooruitziend kan worden genoemd. Postman schreef in 1985:

 

Although I believe the computer to be a vastly overrated technology, I mention it here because, clearly, Americans have accorded it their costumary mindless inattention; which means they will use it as they are told, without a whimper.

Hoewel het boek in mijn geboortejaar verscheen, en het schijnbaar handelt over dat deel van de wereld dat het snelst verandert, namelijk de technologie, is het verbazingwekkend actueel. Ik vermoed dat het komt omdat het eigenlijke onderwerp niet “televisie” is, maar onze compleet naïeve houding inzake technologische vooruitgang en de gevolgen die dat voor ons denkgedrag heeft.

De heldere ideeën van Postman zorgden voor een overdonderende ervaring, maar eentje die vermoedelijke langer blijft hangen dan andere zaken die zo aangeprezen worden.

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Notities

Neil Postman II

Since we live today in just such a neighborhood (now sometimes referred to as a “global village”), you may get a sense of what is meant by context-free information by asking yourself the following question: How often does it occur that information provided you on morning radio or television, or in the morning newspaper, causes you to alter your plans for the day, or to take some action you would not otherwise have taken, or provides some insight into some problem you are required to solve?
Neil Postman: Amusing Ourselves to Death (1985)

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Notities