Over het scheiden van feit en fictie

Enige tijd geleden werd het omslag van de New York Times Book Review gesierd door een ronduit vijandige bespreking van The Lifespan of a Fact, van John D’Agata en Jim Fingal. Het boek is, volgens de auteurs, het resultaat van een jarenlange strijd tussen een schrijver (D’Agata) en een fact checker (Fingal).

D’Agata schreef in 2003 in opdracht van Harper’s Magazine een artikel over de zelfmoord van een tiener in Las Vegas. Toen bleek dat hij het niet zo nauw had genomen met de feiten weigerde het tijdschrift zijn bijdrage. D’Agata klopte aan bij het literaire tijdschrift The Believer, dat het stuk uiteindelijk in 2010 publiceerde, maar niet dan nadat Fingal op het artikel was losgelaten.

In het fraai vormgegeven The Lifespan of a Fact is het oorspronkelijke artikel afgedrukt, met daaromheen de correspondentie tussen Fingal en D’Agata. Daarbij neemt de eerste de rol van integere journalist op zich, en de tweede die van de arrogante auteur die vindt dat hij zich als ‘lyrisch essayist’ allereerst moet zien te verhouden tot een grotere waarheid dan de droge feiten: ‘It’s called art, dickhead.’

Het begint al bij D’Agata’s openingszin, die volgens Fingal vier feitelijke onjuistheden bevat en twee pagina’s discussie oplevert. Dit gaat zo door tot de laatste paragraaf van het artikel, die leidt tot een uiteenzetting van Fingal waarin hij zelfs de officiële versie van de zelfmoord, zoals vastgelegd in de politierapporten, in twijfel trekt.

The Lifespan of a Fact werd, op z’n zachtst gezegd, niet juichend ontvangen. D’Agata’s schijnbaar onverschillige omgang met feiten stuitte veel recensenten en journalisten tegen de borst. Het is moeilijk te geloven, maar het lijkt alsof ze geen rekening hielden met de mogelijkheid dat het boek zelf niet ‘letterlijk’ moet worden genomen. D’Agata doceert creative writing en heeft enkele intelligente beschouwingen over journalistiek en essayistiek op zijn naam staan. Het boek leest als een socratische dialoog, waarin Fingal constant vraagtekens zet en D’Agata hem quasi-onwillig van repliek dient: een spel, waarbij het de vraag is wie wat schreef. Al lezende bekruipt je het gevoel dat D’Agata wel eens de echte auteur van Fingals woorden zou kunnen zijn.

Hierbij is de kernvraag: heiligt het doel de middelen? D’Agata beroept zich niet alleen op ‘een grotere waarheid’, omdat hij een belangwekkend verhaal wil vertellen. Hij gebruikt ook esthetische argumenten, omdat hij zijn ‘non-fictie’, een term die hem overigens koud laat, als kunst beschouwt. D’Agata weet niet echt te overtuigen, maar hij slaagt er hier en daar wel in twijfel te zaaien. En met Fingal als moreel rechtschapen protagonist en zichzelf overduidelijk als antiheld, is dat misschien ook precies waar hij op mikt.

John D’Agata & Jim Fingal: The Lifespan of a Fact
W. W. Norton & Company, 128 blz. €19,-

Eerder te lezen in de boekenbijlage van NRC Handelsblad.

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Recensies

Geef een reactie