Eerder deze maand werd in Detroit een vrouw uit haar huis gezet. En wat dan nog, zult u zeggen, dat gebeurt toch iedere dag? Los van de vraag of de grote regelmaat waarmee dit gebeurt de zaak minder schrijnend maakt: het ging om een 101-jarige Texana Hollis. Haar zoon nam in 2003 een relatief bescheiden hypotheek op het huis om een opknapbeurt te financieren. Toen het financieel even tegenzat, stond ze ineens, met haar hele inboedel en volledig gedesoriënteerd, op straat.
Politiek is de simpelste definitie een kwestie van ‘wie, waar en wanneer wat krijgt’. Een veelvuldig gebezigde clichés inzake beleid, in dit geval dat van een hypotheekverstrekker, luidt dan ook dat ‘pijnlijke keuzes onvermijdelijk zijn’. Doorgaans geldt: hoe hoger de maatschappelijke positie, hoe groter de verantwoordelijkheden, en hoe meer pijnlijke keuzes er dus moeten worden gemaakt. Zou het dan zo kunnen zijn dat mensen met een natuurlijk gebrek aan empathie daartoe ‘beter’ zijn uitgerust?
Afgelopen zomer verscheen Jon Ronsons boek The Psychopath Test: A Journey Through the Madness Industry. De Britse journalist – type Louis Theroux, en schrijver van het verfilmde The Men Who Stare at Goats – liep al een tijdje rond met het vage vermoeden dat mensen met een psychopathische stoornis wel eens een buitenproportionele invloed op de maatschappij zouden kunnen uitoefenen. Het ging hem daarbij niet niet om het idee dat enkele gek een samenleving kan verstoren. Zijn hypothese was dat mensen met een stoornis stelselmatig oververtegenwoordigd zijn op hoge maatschappelijke posities.
De cijfers die Ronson uit de mond van psychiaters optekent liegen er niet om. Binnen het vakgebied gaat men ervan uit dat ongeveer een op de honderd mensen aan een psychopathische persoonlijkheidsstoornis lijdt, terwijl dat hogerop in de maatschappelijke pikorde ongeveer 4 procent zou zijn.
Voor u opgewonden raakt, Ronson ontmaskert geen zittende presidenten, kerkelijk leiders of gerespecteerde CEO’s als gevaarlijke psychopaten. Eigenlijk vindt hij in de zakenwereld alleen Al Dunlap. Wie? Dunlap is een voormalige directeur van het Amerikaanse bedrijf Sunbeam. Hij stond bekend als een kille saneerder die on a whim zelfs de trouwste werknemer kon ontslaan. Hij leek er zelfs genoegen in te scheppen. Ronson besluit hem op te zoeken. Tijdens het interview vertelt Dunlap hoe hij ooit een ondergeschikte, die enthousiast vertelde een nieuwe auto te hebben gekocht, ontsloeg: „You may have a fancy sports car, but I’ll tell you what you don’t have. A job!”
Tijdens het interview in de kapitale villa van de voormalige topman valt Ronson van de ene in de andere verbazing. Hij ziet zijn vermoedens meteen bij het binnentreden bevestigt: het hele huis staat vol met standbeelden van roofdieren. Arenden, panters, tijgers, beren. „A whole menagerie,” in de woorden van Ronson.
Wanneer hij zijn bevindingen voorlegt aan David Hare, de geestelijk vader van de Hare Checklist waarmee psychopaten ‘opgespoord’ kunnen worden, bevestigt deze zijn vermoedens: er lopen nogal wat gekken rond.
Maar meteen daarna slaat de twijfel toe. Ronson vraagt zich af of hij als journalist niet veel te veel gefocust is op dat wat afwijkt van de norm. Is hij door zo actief te speuren naar voorbeelden van waanzin niet blind voor alles wat er normaal is aan iemand als Al Dunlap? Die legt zijn ‘psychopathische kenmerken’ stelselmatig uit als bij uitstek positieve eigenschappen die hem tot zo’n voorbeeldige zakenman maken.
Voor Ronsons twijfel valt zeker wat te zeggen. Maar zijn ‘reis door de waanzin-industrie’, iedere ontmoeting leidt als vanzelf tot een volgende, levert wel een zeer vermakelijk boek op. The Psychopath Test staat bol van de intrigerende verhalen over psychopaten en hun slachtoffers. Het sterkste hoofdstuk gaat over Tony.
Tony wordt op zijn zeventiende veroordeeld wegens zware mishandeling. Omdat hij weinig trek heeft in de zeven jaar gevangenisstraf die hem boven het hoofd hangt, besluit hij te doen alsof hij gek is. Hij imiteert seriemoordenaars uit bekende films en leest in afwachting van zijn definitieve straf de biografie van seriemoordenaar Ted Bundy. Dat boek blijkt namelijk gewoon in de gevangenisbibliotheek te staan.
Tony’s opzet slaagt: hij wordt prompt naar Broadmoor gestuurd, de beruchtste Britse instelling voor geestelijk gestoorde criminelen. Wanneer hij zich realiseert wat voor stommiteit hij heeft begaan, verdwijnen zijn symptomen als sneeuw voor de zon. Maar mensen ervan overtuigen dat je gek bent, blijkt een stuk gemakkelijker dan duidelijk maken dat je geestelijk in orde bent. Twaalf jaar later zijn de meeste artsen het erover eens: Tony heeft geen geestesziekte. Helaas voor hem zijn ze tot de conclusie gekomen dat hij een onbehandelbare persoonlijkheidsstoornis heeft: hij is een psychopaat.
Ronson bezoekt Tony terwijl deze, gesteund door leden van Scientology-kerk, notoire critici van de psychiatrie, voor zijn vrijlating vecht. De gesprekken met de Scientology-aanhangers zijn tekenend voor Ronsons werkwijze. Omdat hij duidelijk zo onbevooroordeeld mogelijk op onderzoek uit probeert te gaan, maar ook omdat de journalist tijdens de gesprekken constant hardop twijfelt. Het ene moment wil hij iemand als Tony maar al te graag geloven, het volgende vertrouwt hij bijna blind de psychiater die hem vertelt dat Tony zonder enige twijfel een psychopaat is.
Ook deze vertwijfeling is gerechtvaardigd. Zolang iemand geen misdaden begaat, is het ontzettend moeilijk in te schatten of iemand gewoon een beetje vreemd is, of levensgevaarlijk. Psychopaten zijn vaak intelligent en ontzettend handig in het maskeren van bijvoorbeeld een gebrek aan inlevingsvermogen. Ze imiteren gedrag of kunnen zeer hartelijk zijn, wanneer ze denken dat ze daarmee iets kunnen bereiken. De perfecte manipulator is ten slotte onzichtbaar.
Tijdens een van de laatste gesprekken vertrouwt Tony Ronson toe: „Weet je wat het is, je moet je realiseren dat iedereen een beetje psychopathisch is. Jij bent het. Ik ben het. Nu ja, ik zeker.” Dat Ronson zelf ook niet helemaal in orde wordt duidelijk wanneer hij de DSM-IV, waarin alle bekende geestesziekten geïndexeerd zijn, openslaat. Hij diagnosticeert zichzelf met minstens twaalf aandoeningen. Maar een psychopaat is de neuroot Ronson zeker niet.
Dat psychopathie – en al het andere dat afwijkt van de norm – even angstaanjagend als fascinerend is, is met dit prettig ongestructureerde boek maar weer eens bewezen. Enige nadeel is dat iedere krantenkop ineens een mogelijk gevolg lijkt van een psychopaat die in een wolkenkrabber – uiteraard manisch lachend – nietsvermoedende burgers manipuleert.
Gepubliceerd in nrc.next op 7 oktober 2011