Maandelijks archief: mei 2012

A Brief History of John Baldessari

“The epic life of a world-class artist, jammed into six minutes.Narrated by Tom Waits. Commissioned by LACMA for their first annual “Art + Film Gala” honoring John Baldessari and Clint Eastwood.”

Ik ben niet heel erg bekend met het werk van John Baldessari, maar ik weet wel dat de filmmakers achter dit portret Stanley Kubrick veel verschuldigd zijn. En dat is niet iets om je voor te schamen.

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Notities

Topelite

Ik was een weekje weg – aan de Zeeuwse kust duurt het twee dagen voordat je je realiseert dat Henk Blekers kandidatuur en Liesbeth Spies’ halve pirouette geen cynische grappen zijn – en probeerde thuisgekomen de draad weer op te pakken. Om Nederland weer scherp in het vizier te krijgen richtte ik mijn blik op VNO-NCW-voorzitter Bernard Wientjes, de gladste aal tussen Walcheren en de Waddenzee.

Met frisse tegenzin begon ik aan een interview met de voorman van bedrijvig Nederland. De aankondiging op de voorpagina beloofde wat: Bernard Wientjes is ontevreden over het niveau van ‘s lands politici. Dat schept een band, ik ben ook niet echt onder de indruk van de volksvertegenwoordiging: één derde mist een idee, één derde gevoel voor politiek, één derde moreel besef.

“We hebben weinig toppolitici […] Een goede politicus hoort een visie te hebben,” aldus Wientjes. Me dunkt. “We missen daardoor echt economische kansen. En de economie en het landsbelang liggen zo dicht bij elkaar.” Tot zo ver zijn eigen – nogal beperkte – visie. Verder is het vooral Wientjes die pragmatisme en opportunisme verwart, Wientjes die over een grenzeloze zelfingenomenheid blijkt te beschikken en Wientjes die ontkent arrogant te zijn. En natuurlijk allemaal met dat typische Nederlandse ondertoontje van “ik wil wel, maar de rest…” Het zou meelijwekkend zijn, als het niet ging om de man die door de Volkskrant de afgelopen twee jaar op rij tot ‘invloedrijkste Nederlander’ werd gebombardeerd.

De schaduwpremier van Nederland die zegt dat de democratisch gekozen volksvertegenwoordiging ondermaats is, dat mag natuurlijk. Maar Wientjes kritiek was alleen geloofwaardig geweest, als niet zo pijnlijk duidelijk was dat hij voortkomt uit arrogantie, en niet uit inzicht. Laat staan uit een bredere maatschappelijke betrokkenheid.

Want dit is onze elite. Eentje die keihard wil vechten voor haar deelbelang, maar maling heeft aan het gebod dat zegt noblesse oblige. In Wientjes wereld valt het landsbelang min of meer samen met het ondernemersbelang. Dat is niet mijn interpretatie, dat zegt hij zelf.

Geert Wilders zegt buikpijn te krijgen als hij naar Wientjes kijkt. Ik wist niet dat het bestond, maar dat lijkt mij een redelijk onderbuikgevoel.

9 mei verschenen op hardhoofd.

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Notities

Kamerbreed gedragen emotie

Ik durf het niet met zekerheid te zeggen, maar het zou zomaar kunnen dat zaterdagmorgen gedurende enkele ogenblikken één emotie “kamerbreed werd gedragen”: diepe frustratie. Ik stel me voor hoe de VVD en CDA-onderhandelaars hun achterban informeerden over het echec vlak voordat de pers, en dus de oppositie, lucht kreeg van het feit dat Wilders met een vermoeid gezicht in een auto stapte en zo de zeven onderhandelingsweken in crisistijd definitief vergeefs verklaarde. (Even een rondje 130 om het hoofd leeg te maken voordat de campagne weer begon?) Heel even was er eenheid in de Nederlandse politiek, iedereen dacht hetzelfde: Dit is slecht voor Nederland. Alleen dacht de helft dat op basis van verouderde informatie.

Emile Roemer en Diederik Samsom waren in hun eerste reactie nog terughoudend, het gênante gejuich tijdens de ‘moeilijke fase’ lag nog vers in het geheugen. Jolande Sap kon zich niet inhouden: “Dit is goed voor Nederland”, zei ze opgewonden. Ik volgde via Twitter de reacties op de ingelaste journaals. Saps uitspraak werd met onbegrip ontvangen. Goed voor Nederland? Een kabinetscrisis tijdens een economische crisis? Heeft ze niet gezien hoe Frankrijk in een zwart gat werd gezogen toen ze haar AAA-status verloor? Die Sap is niet goed snik, leek de consensus.

En toch, ik kan het me zo goed voorstellen. Toen ik zag hoe Maxime Verhagen met nauwelijks verholen woede tijdens de persconferentie naast een getergde Mark Rutte stond, voelde ik voor het eerst enig begrip voor de man die het CDA wederom naar centrum van de macht, en naar de rand van de afgrond, loodste. Dit is hoe “de andere helft van het land” zich al voelt sinds die even triomfantelijke als misplaatste woorden “een kabinet waar rechts Nederland de vingers bij kan aflikken”. Die afgelikte vinger zat inmiddels op een voor Verhagen ongemakkelijk plaats en, aan zijn verwrongen gezicht te zien, best diep ook. Dat Mark Rutte ook “persoonlijk geraakt” was, wilde ik ineens best geloven. Zelf werd ik de volgende ochtend wat ongemakkelijk van Stef Blok die, ondanks een paar ferme uithalen, geen moment de indruk wekte helemaal klaar te zijn met zijn maatje “Geert”.

23 april verschenen op hardhoofd.

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Notities

Hebzucht?

Ik zat een paar weken geleden in een café in Amsterdam. Dat laatste zeg ik er maar even bij, omdat ik niet in Amsterdam woon. Aan het tafeltje naast mij zaten twee studenten. Een van de twee liep stage en had een baan aangeboden gekregen. Hij vertelde hoeveel hij zou gaan verdienen.

“Wow,” zei zijn tafelgenoot, om duidelijk te maken dat hij het een zeer aantrekkelijk bedrag vond.
“Dat is maar iets meer dan het minimumloon, hoor.”
“Misschien ga ik wel een paar jaar lesgeven, dat verdient best goed,” mijmerde de tafelgenoot.

Toen ik maandag een stukje van Philip Huff las, moest ik eraan terugdenken. Hij schetst in de NRC een behoorlijk deprimerend beeld van zijn generatie en haar wereld. Hij heeft een punt wanneer hij stelt dat wij door een gebrek aan wezenlijke tegenstellingen in de wereld – er zijn geen duidelijke, overtuigende alternatieven voor het systeem waarin we leven en werken – ook niet meer ‘buiten’ onze werkelijkheid kunnen denken.

Ik was al bijna bereid om mee te gaan in zijn gedachtegang, toen ik ineens begon te twijfelen. Huff is een jaar eerder geboren dan ik, dus als hij spreekt over zijn generatie, zal ik daar ook wel onder vallen. Maar het lijkt toch vooral over zijn directe omgeving te gaan. Die wereld waarin iedereen in meer of mindere mate een hebzuchtige kapitalist is, en particulier bezit allesbepalend voor iemands identiteit en wereldbeeld, die herken ik eigenlijk helemaal niet. De mensen die ik ken die hopen ooit te kunnen kiezen tussen “die baan bij ABN Amro” en “die baan bij Goldman Sachs” zijn op één hand te tellen. De “Occupyers” overigens ook.

De meesten hebben – of zoeken – gewoon werk. En natuurlijk: als het even kan, leuk en redelijk-betaald werk. Ze zijn misschien niet allemaal even maatschappelijk betrokken, maar dat ben ikzelf ook niet de hele dag.

Goed, die jongen in het café wilde niet uit idealisme het onderwijs in, maar zijn houding leek meer op wat ik om me heen zie, dan het beeld dat Huff schetst. Een gebrek aan bereidheid zich over wezenlijke alternatieven voor onze maatschappij te buigen? Dat wil ik wel geloven. Maar hebzucht als toonaangevende karaktertrek van ‘onze generatie’? Onzin. Huff heeft niet door dat hij het over een elite heeft.

4 april verschenen op hardhoofd

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Notities

Franz Kafka, Will Self, digitaal essay

Ik kwam zojuist het volgende zinnetje tegen op de Facebookpagina van de London Review of Books: “Introducing Will Self’s digital essay ‘Kafka’s Wound’”. Dat klinkt interessant. Een intrigerende schrijver (Self), een intrigerende schrijver (Kafka), iets waarvan ik niet weet wat het is, maar wat me meteen aanstaat (“digital essay”) en iets bloederigs (“Wound”)

Over Will Self wil ik zelf nog graag eens wat schrijven. Een fascinerende man. Ik meen dat hij ooit eens tijdens een verkiezingscampagne in een vliegtuig van de Tory-kandidaat zich in het toilet opsloot, omdat hij toch echt een dosis heroïne nodig had. Je bent journalist Hunter S. Thompson II enfant terrible Will Self, of je bent het niet.

Maar wat is dat ‘digitale essay’? De website vermeldt dit:

Kafka’s Wound is a digital literary essay commissioned from Will Self by the London Review of Books which will be launched on The Space website, a new Arts Council initiative to promote the digital arts developed in partnership withthe BBC. Will Self’s essay will be examining his personal relationship to Kafka’s work through the lens of the story ‘A Country Doctor’ (1919), and in particular through the aperture of the wound described in that story. Will Self’s initial view is that the wound embodies an aspect of the burgeoning ironic consciousness created in European culture by the experience of the First World War, and his essay will treat of Kafka’s particular forms of irony and absurdism.

The essay is being ‘through composed’ with Will Self’s own thoughts, as he works, being responded to by digital content providers – many of whom are colleagues of his at Brunel University – as well augmented by archival material from the BBC and other sources. The entire digital essay will go live in July.

Goed, nu weet ik nog niet wat ik me bij het eindresultaat moet voorstellen. Gelukkig schrijft Self in een van zijn eerste posts het volgende:

My first thoughts on the digital components of the essay were that they were bells and whistles to be accessed via the text. But in the first few weeks of the project I find I have changed my mind. As writers we have our own methodology, and although we may draw on the visual, the aural and spatial – while a literary essay is not necessarily literary criticism – nonetheless the text is where it happens for us: texts, and our silent contemplation of their rustling together. Now that I’ve been called upon to talk to games designers, archive researchers, dramatists, graphic artists, to arrange interviews with translators from the German, and to contemplate a trip to Prague as well, it dawned on me that this would be a truly collaborative undertaking, that far from thinking in isolation, I would be embroiled in a continuous and multivalent discourse, in which work generated by others would feed back into my own.

In the days and weeks to come, until the completed essay is posted here, I will be writing a regular blog to keep those interested up to speed on my progress – and on whether the white and questing worms can be withdrawn from the inchoate mass of Kafka’s wound.

Om heel eerlijk te zijn snap ik het nog steeds niet helemaal, maar ik ga Selfs project volgen. Omdat ik erg benieuwd ben hoe hij Kafka te lijf gaat, maar vooral omdat ik wil weten hoe hij zijn 21e-eeuwse essay ‘componeert’. In zijn derde bericht gaat hij in op een Amazon-recensie van een teleurgestelde Kafka-lezer, die ondermeer schrijft:

Maybe ‘Metamorphosis’ is somewhat original, albeit with a predictable twist at the end. […] Anyway, if you have enough money to buy this, make sure you have the sense not too.

Dit project is gratis te volgen. HIER bewegend beeld van Self die over zijn essay vertelt en HIER het blog.

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Notities

Geobsedeerd door Stalker

Photographer unknown

‘I think you’ll agree: this is my greatest achievement.’ Die weinig bescheiden woorden schreef de Britse schrijver Geoff Dyer aan zijn uitgever, nadat hij het manuscript van zijn jongste boek had voltooid. 

Het lijkt een vreemde opmerking voor een auteur wiens essays vaak overlopen van zelfspot. Vanwaar die op het eerste gezicht nogal arrogante uitspraak? Dyer hoopte zijn uitgever te enthousiasmeren nadat hij contractbreuk had gepleegd: hij had beloofd een boek over tennis te schrijven. Terwijl hij meer en meer tegen die klus ging opzien, begon hij Andrei Tarkovski’s filmklassieker Stalker (1979) samen te vatten. Een jaar later werd zijn uitgever geconfronteerd met iets waar slechts een nichemarkt voor zou moeten zijn: een zeer persoonlijke beschouwing over een Russische film uit de jaren zeventig. Een samenvatting valt het uiteindelijke resultaat, Zona: A Book About a Film About a Journey to a Room, namelijk niet echt te noemen. Zo beknopt als de ondertitel is, zo uitputtend en wijdlopig is Dyers essay.

Het verhaal van Stalker is simpel. Hoofdpersoon Stalker is een gids die clandestiene reizen naar de strengbewaakte Zone, een plek waar naar verluidt ooit een meteoriet is neergestort, verzorgt. In het hart van de Zone staat een huis waarvan een van de kamers – de Kamer – de diepste wens van degene die haar betreedt in vervulling doet gaan. In Tarkovski’s film volgen we Stalker wanneer hij twee mensen, Professor en Schrijver, naar de kamer leidt. De film combineert twee op het oog tegenstrijdige eigenschappen: hij is zowel meditatief als onheilszwanger.

Zona volgt, behalve de inhoud, ook het tempo van de film. Net als de drie mannen, die een pad volgen dat zich openbaart via nootjes die Stalker vooruitwerpt, meandert Dyer, vrijuit associërend maar zonder een scène uit de film over te slaan, naar de Kamer. Het essay, dat veelal leest als een verhaal, kent zodoende ook geen andere ‘tijd’ dan de duur van de film. Je zou er een bescheiden aanklacht tegen wat Dyer omschrijft als moron time (het tempo van de moderne televisie, cinema en ook literatuur) in kunnen zien.

Zoals vaker in Dyers werk vormt door hem bewonderde kunst de aanleiding voor uitstapjes naar zijn eigen leven, verleden en preoccupaties. Hij blijkt in Zona vooral een man die zich niet alleen realiseert dat hij ouder wordt, maar ook dat hij al definitief ouder geworden is. ‘There comes a point in your life when you realise that most of the significant experiences – aside from illness and death – lie in the past’, schrijft hij.

Dyer is zeer bedreven in het ter illustratie inzetten van zijn eigen ervaringen. Het lijkt bijna of hij ze allemaal binnen handbereik heeft. Hij is het type dat je zonder al te veel moeite kan vertellen met wie hij op welke avond in 1982 (wat voor soort) seks had. Zoals hij dan ook deed in zijn essay Sacked, vorig jaar opgenomen in de bundel Working the Room. Het is dus vanzelfsprekend dat hij nog weet wanneer hij Stalker voor het eerst zag: zondag 8 februari 1981, in een kleine bioscoop in het vijfde arrondissement in Parijs, en wat zijn eerste reactie was: ‘Slightly bored.’ Niets wees erop dat hij ooit een heel boek aan de film zou wijden.

Still uit de film

Wanneer de drie mannen na veel omtrekkende bewegingen eindelijk de Kamer bereiken, en aarzelen haar te betreden, vraagt Dyer zich af wat het grootste gemis in zijn eigen leven is. Hij vreest dat het wel eens iets onuitstaanbaar banaals zou kunnen zijn: het feit dat hij nooit met twee vrouwen tegelijk het bed heeft gedeeld. Als de ironie niet zo beheerst was geweest, had je er misschien het zelfmedelijden van een midlifecrisisslachtoffer in kunnen zien. Maar dit boek reduceren tot een intellectuele variant op de Harley Davidson zou misplaatst zijn. Goed, hij moppert hier en daar, mag het?

De lichtvoetigheid waarmee hij schrijft, over wat toch wordt beschouwd als een van de ‘moeilijkere’ filmklassiekers, is bewonderenswaardig. Dyers eruditie is overal aanwezig en nergens zelfingenomen. De film werd ruim zeven jaar voor de kernramp in Tsjernobyl gemaakt, maar is er onlosmakelijk mee verbonden. Dyer weet dit scherp te verwoorden wanneer hij schrijft hoe Stalker de fotografische getuigenissen uit het rampgebied heeft beïnvloed: ‘The film has helped generate and shape the observed reality that succeeded it.’ Vervolgens schakelt hij moeiteloos tussen een paar intrigerende woorden van een Amerikaanse junk en het werk van Rilke, of tussen zijn eigen seksuele verlangens en de vraag wat het filosofische verschil is tussen de termen faith en belief.

Dat laatste raakt aan hetgeen waarmee Dyer het meest worstelt. Tarkovski’s religiositeit blijft onderbelicht. Een groot gemis is dat overigens niet, dit essay pretendeert tenslotte niet meer te zijn dan een ode. Dyer lijkt het wel te beseffen: hij compenseert door de slotscène in bijbels aandoende termen te omschrijven als alles verlossend: ‘It redeems, makes up for, every bit of pointless gore, every wasted special effect, all the stupidity in every film made before or since.’

Tegen het einde van het essay werpt Dyer de vraag op of de film zich niet volledig in de verbeelding van Stalker afspeelt. Tarkovski schijnt dit soort twijfels, of de Zone (in de film) wel echt bestaat, en of de reis ernaartoe ooit is ondernomen, wel te hebben gewaardeerd. Je kunt je in die geest afvragen: wat als de film nooit was gemaakt, en Dyer toch precies dit boek had geschreven? Dan was het een wonderlijke roman geweest. Een verhaal over een ouder wordende schrijver die een verwoede poging doet een film, die hem zijn hele leven heeft gefascineerd, te doorgronden. Stalker bestaat natuurlijk wel, maar Dyers non-fictie leest alsof je bezig bent je ongeloof op te schorten.

Dit artikel verscheen eerder in De Groene Amsterdammer.

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Recensies