Michel Houellebecq (vert. Martin de Haan) – De kaart en het gebied
Michel Houellebecq is terug, en hoe. De auteur van Elementaire Deeltjes levert met De kaart en het gebied wederom een weergaloze roman af. Voor wie zich mee laat slepen is het een ware pageturner. Maar lees niet te snel, want het is een intelligent boek, vol subtiele verwijzingen.
De schrijver kreeg vorig jaar de Prix Goncourt voor het werk, de boekenbijlagen van kranten en tijdschriften staan er bol van, de uitgever retweet ieder compliment, en ongetwijfeld zijn tal van leesclubjes nu druk aan het discussiëren over de keuzes van de schrijver en het leven van zijn protagonist.
De kaart en het gebied volgt het leven van Jed Martin, een Franse kunstenaar die zijn eerste successen boekt met het fotograferen van Michelin kaarten, maar wereldwijde faam verwerft met een serie schilderijen over een uiteenlopende reeks beroepen. De reeks eindigt met een doek getiteld Damien Hirst en Jeff Koons verdelen onderling de kunstmarkt, dat Jed niet afmaakt en zelfs verwoest, omdat hij Koons gelaatsuitdrukking niet in verf kan vangen. Het tafereel doet denken aan een eigentijds Molotov-Ribbentroppact. Dat Houellebecq weinig opheeft met Hirst en Koons lijkt evident. In het derde en laatste deel van het boek helpt Jed de politie een moordzaak op te lossen. Een van zijn geportretteerden is op gruwelijke wijze om het leven gebracht.
De auteur als geëngageerde kluizenaar
Houellebecq zou Houellebecq niet zijn – en deze roman geen grote literatuur – als het werk niet over veel meer ging dan alleen de carrière van een kunstenaar en een moordzaak. De kaart en het gebied schetst een subtiel beeld van de hedendaagse kunstwereld, vertelt over de geografische verhoudingen tussen stad en platteland in Frankrijk en toont de rol van arbeid in onze laatkapitalistische samenlevingen. Simpel gezegd schrijft Houellebecq over leven, werken en sterven.
En dan kom je automatisch bij wat toch eigenlijk de grote Houellebecqiaanse paradox genoemd mag worden: de schrijver die zich zo ontzettend moeizaam tot het leven verhoudt – hij heeft het met ongeveer het gehele denkende deel van de Franse natie aan de stok en lijkt totaal in zichzelf gekeerd te leven – maar die zich aan de andere kant met niet aflatende werklust in zijn werk hartstochtelijk met het leven bemoeit. Kortom, een geëngageerde kluizenaar.
Houellebecq schrijft zichzelf heel postmodern zijn roman in, zonder dat spelletje met fictie en werkelijkheid op enig moment te laten overheersen. Sterker nog, zijn optreden in de roman doet nergens romanesk aan, en lijkt het belang van de werkelijkheid voor de schrijver alleen maar te benadrukken. Het maakt zijn maatschappijvisie des te dwingender. Aan de andere kant is het ook gewoon een prachtig staaltje satire. Maar of Houellebecq spot met zichzelf, of met het beeld dat anderen van hem cultiveren, is nooit helemaal duidelijk.
Schrijver met mededogen
Waar Houellebecq in het verleden regelmatig een meedogenloos beeld van zijn medemens schetste, lijkt er iets van weemoed in de schrijver, of in ieder geval in deze roman, te zijn geslopen. Alsof de ruwe kantjes er vanaf zijn gesleten. Mooi voorbeeld hiervan is Houellebecqs behandeling van zijn hoofdpersoon. Het zou te ver gaan om het portret dat hij van Jed tekent liefdevol te noemen. Maar de schilder wordt gepresenteerd als iemand zonder al te slechte eigenschappen. Hij is overigens ook niet te betrappen op echt verheven gedachten of een bewonderenswaardig moreel kompas.
Houellebecqs mildheid, of zelfs affiniteit met zijn protagonist, valt te illustreren met de beschrijving van Jed als ‘een relatief onervaren mens’. In die karakterisering wordt Houellebecqs mededogen zichtbaar. We begrijpen het leven niet, we kunnen het niet bevatten, en dat is eraan af te zien. Dat is de menselijke conditie. Jed is geen groot denker, en afgezien van het trouw bezoeken van zijn vader, een gepensioneerd architect van bungalowparken, doet hij weinig dat als goed gekenschetst kan worden.
Wikipedia in dienst van de roman
Nadat de roman in Frankrijk verscheen, ontstond er kritiek omdat hele passages woordelijk overgenomen zouden zijn van de Franstalige Wikipedia. Houellebecq verdedigde zich door te stellen dat het zijn goed recht was als literator feit en fictie te vermengen. Onlangs werd bekend dat in herdrukken Wikipedia in het dankwoord genoemd zal worden. Pikant, omdat Houellebecqs dankbetuiging aanvangt met de zin: ‘Ik hoef doorgaans niemand te bedanken, want ik doe vrij weinig research, heel weinig zelfs in vergelijking met een Amerikaanse schrijver.’ De Wikipedia passages zijn overigens gemakkelijk te herkennen. Hoewel Houellebecq bekendstaat om zijn matter-of-fact stijl, is de taal van de online encyclopedie van een andere orde van droogheid.
Een notensysteem, zoals in vorige Nederlandstalige uitgaven van Houellebecqs werk, met een verklaring bij de vele werkelijk bestaande personen die in de roman optreden, was geen overbodige luxe geweest. Iedere keer op Wikipedia moeten kijken of iemand echt is, is wat onhandig. Al denkt de vertaler, gezien zijn verantwoording voor het weglaten van noten achter in het boek, daar anders over. Dat deze roman ook in het Nederlands groots genoemd mag worden, valt overigens volledig op het conto van diezelfde vertaler te schrijven. Martin de Haan heeft van de uitgever gelukkig de tijd gekregen om zijn werk te zorgvuldig te doen. Geen zin die leest alsof hij vertaald, en dus vreemd, is. De Haan heeft zijn vermelding op de omslag verdiend.
Uitgever: De Arbeiderspers
Prijs: 19,95
352 bladzijden
ISBN 9789029575171
Eerder verschenen op 8weekly