De monteur

„Ik ruik gas.” De zin is op zichzelf verontrustend genoeg, maar uit de mond van J. klinkt hij regelrecht alarmerend. Ik loop naar de keuken, snuif diep, laat de penetrante geur op me inwerken en beaam haar conclusie. Wat te doen? „Bellen,” oppert ze met zelfverzekerde stem. „Wie?” „De gasmensen.” Ik trek het keukenkastje open, probeer de muizenkeutels te negeren en kijk naar de twee stickers op de boiler. Op de bovenste staat: „Opnieuw controleren voor: 2003.” Een monteur heeft de voorgedrukte cijfers ‘199’ weggekrast. De tweede sticker spreekt de angstige burger in daadkrachtige kapitalen toe: „gaslucht? bel direct 0800-9009” Ik bel.

„U moet de hoofdkraan afsluiten, meneer.” Ik lig inmiddels half in mijn kast en graaf in hoog tempo, daar waar ik mijn gasmeter vermoed, een gat. Aangekomen op de plaats van bestemming neem ik het vooroorlogse apparaat eens grondig op. Niks. Geen kraantje, hendeltje, schuifje, of knopje te bekennen. „Goed ventileren dan meneer. Ik stuur zo snel mogelijk een monteur langs.” „Is dat vanavond nog?” vraag ik onschuldig. J. begint nerveus te lachen: „Dacht je echt dat ze pas morgen iemand langssturen?” We gaan een biertje drinken op het terras aan de overkant

Tien minuten later zien we een enorme bestelbus de straat in scheuren. Tegen het verkeer in. Uit de bus stapt een grote Antilliaan in een geel-bruine overall. Het pak doet onwillekeurig denken aan Bill Murray in de film Ghost Busters. Samen inspecteren we de keuken. We constateren dat de gaslucht verdwenen is. De monteur fronst zijn wenkbrauwen en staart naar de kunstmatig verlengde gasslang van mijn fornuis. „Dat heeft een vakman gedaan,” lieg ik.

Ineens heeft hij een idee. Hij draait het gas open, steekt zijn neus bijna in de pit en haalt twee keer diep adem. Hij nodigt me uit hetzelfde te doen: „Rook het zo?” Ik twijfel maar buig toch voorover. Zonder echt te inhaleren, zeg ik: „Ja, ik weet wel hoe gas ruikt.” „Heb je een aansteker?” Hij steekt het gas aan, en de aansteker in zijn zak.

De monteur vraagt of ik mijn kast leeg wil halen. Ik gehoorzaam. De hoeveelheid rotzooi die naar buiten komt, is indrukwekkend. Van jaren geleden versleten sportschoenen tot tassen met kleren die er zo slecht aan toe zijn dat ik ze niet naar het Leger des Heils durf te brengen. Als ik klaar ben neemt hij plaats in de kast. Hij rommelt wat en af en toe klinkt gemompel. J. en ik drentelen door de kamer en kijken elkaar af en toe ongemakkelijk aan. Het is duidelijk dat we allebei denken: „Er zit hier al ruim een half uur een grote Antilliaan in de kast, weet jij wat hij aan het doen is?”

Wanneer hij eindelijk uit de kast tevoorschijn komt, blijkt dat hij een slang heeft vervangen. Als hij zijn werk nog een laatste keer controleert, piept de meter hard. Hij kijkt ineens nogal ongerust, maar zegt dan: „Hey maat, ik heb een kraan op de meter gezet. En nu moet je even luisteren, je moet de lucht even uit de leiding halen. Heb je een aansteker?” – Ik heb hem er toch net een gegeven? – denk ik bij mezelf. Ook deze verdwijnt ergens in zijn overall.

„Als je het weer ruikt, niet ventileren en niet roken. Gewoon meteen bellen.” „Ja, 0800-9009” zeg ik. Zijn mond valt open: „Dat vind ik een beetje eng, vriend.” „Ik bel iedere week,” grap ik. De ironie ontgaat hem. Hij heeft ineens zichtbaar haast. We bedanken hem uitvoerig en wensen hem een rustige nachtdienst toe. Als hij weg is, zeg ik vertwijfeld tegen J: „Weet je wel zeker dat het gas was?” „Ik durf mijn vinger erom te verwedden.” „Heb jij toevallig nog een aansteker?” vraag ik.

Het is inmiddels te laat voor de film die op het programma stond. We besluiten temidden van de ravage, de inhoud van mijn kast, nog even tv te kijken. Na een half uur gaat de telefoon. Het is de buurman: „Zeg, ruikt het bij jullie ook zo naar petroleum?”

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Notities

Geef een reactie