Een (mis)calculerende burger

Maak het persoonlijk (2)

De trein was nog geen drie minuten buiten Rotterdam toen de conducteur voor mijn neus stond. Met een glimlach die de eerste echte lentedag recht deed overhandigde ik mijn vervoersbewijs en het stukje plastic dat mij recht geeft op afgeprijsd reizen. Althans, dat dacht ik.

De conducteur fronste zijn wenkbrauwen: „Er staat niets op.” „Daarom heb ik ook een kaartje, meneer,” antwoordde ik opgeruimd. „Uw kortingskaart is verlopen.” Mijn hersens kraakten in hun zoektocht naar de brief die de NS vast verstuurd had. „Nee, dat is uw eigen verantwoordelijkheid meneer.” Zijn toon was in een paar tellen twee keer veranderd. Van vriendelijk, naar wantrouwend, naar ‘zeker van kwade wil mijnerzijds.’

Voor de vriendschappelijke prijs van €51,60 kreeg ik een nieuw vervoersbewijs. Mijn netjes aangeschafte kaartje van €20,- was volgens de man een typisch geval van „Jammer, maar helaas. U heeft tóch een tijd gratis met korting gereisd.” Oftewel, ik moest maar wat meer ‘calculerende burger’ zijn. Sterker: ik had het puik geregeld en kon zelfs tevreden met mezelf zijn.

Ik zou graag zeggen dat het nare gevoel in mijn buik veroorzaakt werd door de beschuldigende houding van de conducteur. Iemand die het niet in zijn hoofd zou halen moedwillig zwart te rijden, kan zich daar behoorlijk over opwinden. Maar in werkelijkheid was die vlaag van misselijkheid het gevolg van een veel banalere gedachte.

Het was zo’n moment waarop iemand die ieder spreekwoordelijk dubbeltje drie keer omdraait, onwel wordt. (Dit zijn andere tijden. Het werkelijke omdraaien, en de existentiële twijfel, begint pas bij €2 muntstukken.) Dit was bijna exact het bedrag (€52,60) dat ik met veel tegenzin gereserveerd had om mijn puntgave paspoort te vervangen.

Mijn gedachten gingen naar een soortgelijk incident verleden jaar. Ik had mijn vuilnis zoals iedere vrijdagochtend in alle vroegte buiten gezet. Een paar weken later kreeg ik een boete thuis gestuurd. Wat bleek? De vuilniswagen was zonder kennisgeving afgeschaft en ik had mijn afval verderop in de wijk in een nieuwe container moeten deponeren. Ook toen dat nare gevoel. Enerzijds het gevoel dat het gezag je na een simpele communicatiefout meteen als een halve crimineel aanspreekt. Anderzijds ook gewoon dat absurde zelfmedelijden. Waarom ik? Ik sta te bezuinigen in de supermarkt, heb nog twee broeken waar ik me in durf te vertonen, en nu mag ik door een misverstand even honderdzoveel euro aftikken.

Dit stukje had eigenlijk over een gewichtig onderwerp moeten gaan – de wantrouwende overheid, of iets dergelijks – in plaats daarvan gaat het over het vulgairste van alle mogelijke onderwerpen. Geld. Of liever gezegd: het niet hebben en het toch kwijtraken daarvan. Overpeinzingen zijn gewoon luxegoederen. Die dus een andere keer, wanneer ik het me kan veroorloven. Bertolt Brecht schreef het al: „Erst kommt das Fressen, dann die Moral.”

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Notities

Geef een reactie