Als een historicus het heden gaat duiden…

De Romeinse satiredichter Juvenalis

Sinds het prilste begin van de bestudering van de geschiedenis, met Thucydides’ verslag van de Peloponnesische oorlogen, wordt het begrijpen van de eigen tijd aangevoerd als rechtvaardiging voor het staren in de duisternis van het verleden. Met dat uitgangspunt schreef classicus Fik Meijer zijn essay ‘Lessen uit Rome’ dat onlangs als ‘Maand van de geschiedenisboek’ (oktober is de maand van de geschiedenis) uitkwam. Daarin brengt hij een bepaalde geschiedenis voor het voetlicht en tegelijkertijd grijpt hij die gebeurtenissen aan om hedendaagse problemen beter te begrijpen. Door het tweede uiteindelijk amper te doen, bewijst hij het eerste een slechte dienst.

Verreweg het grootste deel van zijn essay behandelt de veranderende houding van de Romeinen ten opzichte van vreemdelingen. Het gaat daarbij in de eerste eeuwen vooral om mensen die uit de meest afgelegen uithoeken van het Rijk richting Rome trekken, in de hoop op een beter bestaan. Deze migranten worden weliswaar niet met open armen ontvangen, maar hen wordt ook zelden de toegang ontzegd. Na verloop van tijd integreren de meesten min of meer probleemloos in de Romeinse smeltkroes. Volgens Meijer valt dit vooral toe te schrijven aan de gedeelde religieuze en burgerlijk-politieke cultuur die in het hele Rijk heerst. Het ging dan ook pas goed mis met de komst van de monotheïstische christenen, wiens religieuze opvattingen zich niet gemakkelijk lieten verenigen met de bredere Romeinse cultuur.

Tot zover is er – afgezien van slordig, soms clichérijk taalgebruik en hier en daar een tegenstrijdigheid, problemen die met een betere redactie gemakkelijk verholpen waren – weinig mis met Meijers verhaal. Hij kan boeiend en beeldend vertellen over dat waar hij zich duidelijk een leven lang mee heeft beziggehouden. Zijn essay ontspoort echter wanneer hij eindelijk toekomt aan de beloofde vergelijking tussen het Romeinse Rijk en de EU. Of liever gezegd: wanneer hij daar niet aan toekomt.

In zijn introductie zegt Meijer meer ruimte te geven aan het Romeinse deel van zijn verhaal, omdat ‘veel lezers zich wel een voorstelling kunnen maken van moderne ontwikkelingen’. Gaandeweg rijst echter het vermoeden dat hij zich simpelweg niet al te zeker voelt op dit gebied, en eigenlijk weinig te zeggen heeft over de Europese Unie en de huidige tijd.

Ten eerste heeft hij het amper over de EU. Zijn analyse beperkt zich tot het onbehagen in Nederland en een eventuele migratiegolf naar aanleiding van de Arabische Lente. In beide gevallen bedient Meijer zich vooral van clichés en grove simplificaties. De bewoners in oude volkswijken ‘ergeren zich eraan dat ze op straat niet meer worden gegroet en dat ze moeten toezien hoe in hun buurt kerkgebouwen verdwijnen en moskeeën verrijzen’. Ook op andere momenten bezigt hij een taal die veel weg heeft van die van rechtse politici wiens denken hij elders afwijst: in Rome was sprake van ‘straatterreur’,  en ‘talloze’ legale en illegale immigranten melden zich ‘massaal’ in Europa.

Nog bonter maakt hij het wanneer hij oplossingen aandraagt. “Staatsrituelen zijn in Nederland vooral collectieve uitingen van solidariteit, zoals het Sinterklaasfeest, Koninginnedag en het befaamde ‘Oranjegevoel’, dat autochtone supporters […] tentoon spreiden.” Het bezoeken van sportevenementen vervulde in het oude Rome een belangrijke rol in het integratieproces van vreemdelingen. Maar in plaats van hieruit een les te trekken, veroorlooft Meijer zichzelf ‘een kort uitstapje’.  Hij wijdt uit over het belang van sportverenigingen in Nederland. Meijer ziet een belangrijke rol weggelegd voor de NOS*NSF, bijvoorbeeld om meer allochtone jeugd op de hockeyvelden te krijgen.

“Misschien kan in inburgeringcursussen voortaan een uitgebreidere paragraaf ‘sport’ worden opgenomen, waarin duidelijk is aangegeven dat sportbeoefening een belangrijke pijler is voor de saamhorigheid in de samenleving.” Meijer lijkt te vergeten dat de befaamde opmerking van de Romeinse dichter Juvenalis, over ‘brood en spelen’, uiterst cynisch was en tegenwoordig duidt op een gebrek aan interesse voor burgerlijke waarden.

Religieus fanatisme in westerse landen moet een halt toegeroepen worden, aldus Meijer: “Alles zal in het werk moeten worden gesteld om de aanhangers van religies en de voorstanders van een seculiere samenleving wat meer begrip voor elkaars standpunten bij te brengen.” Hoe? Succesvolle moslims hebben ‘de plicht hun gemeenschap voor te bereiden op de westerse maatschappij’ en de andere zijde zal ‘de ivoren toren van de superioriteit van de rationaliteit moeten verlaten en meer tolerantie aan de dag moeten leggen’.

Voor het begrijpen van het heden mag kennis van de geschiedenis misschien onontbeerlijk zijn, het betekent niet dat iedere historicus iets zinnigs over de huidige tijd te zeggen heeft.

Fik Meijer: Lessen uit Rome. Vreemdelingen in het Romeinse Rijk en in de Europese Unie. Veen magazines, Amsterdam. ISBN 9789085710547; 128 blz. € 4,95

15 Oktober jl. verschenen in dagblad Trouw.

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Recensies

Geef een reactie