De onmachtige woede van C19

Tragische geschiedenis van een Noors gevangeniseilandje

Vanaf de eerste scène is duidelijk dat het verhaal van The King of Devil’s Island een tragisch einde kent. De zeventienjarige harpoenier Erling herinnert zich de zware strijd met een walvis, die pas na drie voltreffers en een gevecht van een dag stierf. Erling is in deze film zonder twijfel de walvis. Hij wordt in 1915 naar een heropvoedingskamp op het Noorse eiland Bastøy gestuurd, waar kinderen worden onderworpen aan een Spartaans regime, en is vastberaden zo snel mogelijk te ontsnappen.

De plot valt het beste te omschrijven als een soms ijzingwekkend spannende mengeling van Papillon, If…, The Lord of the Flies, met hier en daar een vleugje Moby Dick. Maar verder is de film in ieder opzicht Scandinavisch. In onderkoelde blauwtinten toont regisseur Marius Holst de stugge weigering van Erling, consequent aangesproken als C19, zich gewonnen te geven, en de band die hij opbouwt met Olav, het hoofd van zijn afdeling die al zes jaar op het eiland vastzit. Deze C1 is aanvankelijk een modelgevangene die als verantwoordelijke zijn aankomende vrijlating in gevaar ziet komen, hij blijkt echter al snel een verwante ziel te zijn.

Het acteerwerk in de film is indrukwekkend. Dat Stellan Skarsgård (Insomnia, Dogville, Good Will Hunting) al jaren op een zeer hoog niveau speelt mag bekend zijn, bijna alle andere acteurs hadden echter geen enkele ervaring voordat ze aan deze film begonnen. Skarsgård geeft zijn rol, hij is de directeur van het instituut, genoeg ambiguïteit mee om de kijker te doen twijfelen aan zijn goed- of slechtheid. Hij is moreel rechtschapen en zijn opvattingen zijn redelijk vooruitstrevend, maar dat betekent niet dat de kinderen op het eiland niet lijden onder zijn strakke regime.

Benjamin Helstad imponeert het meest. Zijn Erling lekt uit al zijn poriën de onmachtige woede van iemand die tegen zijn zin, en misschien onrechtvaardig, wordt vastgehouden. De blik in zijn ogen doet denken aan die van een gekooid dier.

Enige zwakte van The King of Devil’s Island is de te weinig uitgewerkte subplot over seksueel misbruik op het eiland. Het is een clichématige toevoeging: de verstoorde machtsverhoudingen hadden subtieler geïllustreerd kunnen worden. Het slachtoffer is eendimensionaal en zijn zelfmoord te voorspelbaar. Daar tegenover staat echter dat de kijker verder geen moment weet wat op het punt staat te gebeuren.

“Bastøy is niets dan een kleine steen in het water” zegt iemand tegen het einde van de film. Maar wie bedenkt dat het eiland ook werkelijk tot 1970 een thuis bood aan een heropvoedingskamp, en dat ook het verhaal dat in deze film verteld wordt grotendeels op feiten berust, zal moeten toegeven dat dat voor velen die er vastgezeten hebben waarschijnlijk allesbehalve waar is.

The King of Devil’s Island (Kongen av Bastøy) Marius Holst (Noorwegen, 2010)

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Recensies

Geef een reactie