Maandelijks archief: januari 2011

Peilingen zijn geen wetenschap

Klik afbeelding voor een grotere versie.

Miquel Bulnes in Opinio (25 april – 1 mei 2008)

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Notities

WikiLeaks’ gevaarlijke ideaal

Het blijft verbazen hoe vaak volwassen, weldenkende mensen zich schuldig maken aan de volgende kinderachtige redeneertrant: macht is iets lelijks, een staat en haar burgers zijn dus in wezen elkaars vijanden. WikiLeaks bestrijdt de powers that be en is dus een bondgenoot, de vijand van mijn vijand is immers mijn vriend.

„Ik geloof dat alleen de slechteriken er uiteindelijk last van zullen hebben”, zei internetjournalist Francisco van Jole gisterenavond in de Rotterdamse Arminiuskerk tijdens een debat over WikiLeaks. De andere deelnemers aan de bijeenkomst, hoogleraren Ko Colijn en Valerie Frissen, reageerden niet op deze dwaze bewering. Het panel was eensgezind hoopvol over de gevolgen die WikiLeaks zou kunnen gaan hebben.

Er werden verbazingwekkend weinig kanttekeningen, bij een in mijn ogen nogal megalomane onderneming, geplaatst. Het feit dat WikiLeaks overheden kritisch, of beter gezegd ‘hinderlijk’, volgt, ontslaat ons echter geenszins van de plicht ook WikiLeaks kritisch te evalueren. Tijdens het debat werd duidelijk dat de drie deelnemers er geen been in zagen Julian Assange enkel en alleen te beoordelen op zijn ‘goede intenties’.

Hoewel documenten die de gang van zaken rond de oorlogen in Irak en Afghanistan verduidelijken ontegenzeggelijk van waarde voor het publieke debat zijn, is Assanges ideaal van totale transparantie even simplistisch als utopisch. De gedachte die er aan ten grondslag ligt, is dat alle tegenstrijdigheden in feite het resultaat zijn van misverstanden die gecreëerd zijn door onvolledige informatie. Vrije informatie zou oneffenheden wegmasseren: geen kapitalisme maar informatisme, zeg maar. Het bestaan van wezenlijk tegenstrijdige belangen past niet in dit denkbeeld.

Nu al zien we kwalijke gevolgen van het en masse dumpen van vertrouwelijke informatie. Dat overheidswoordvoerders zenuwachtig reageren is natuurlijk leuk voor de burger met een voorkeur voor leedvermaak, maar in andere gevallen zijn er serieuzere consequenties denkbaar. Zo is Morgan Tsvangirai, de enige die er in Zimbabwe in slaagt zich als een serieus alternatief voor Robert Mugabe te presenteren, ernstig in verlegenheid gebracht door een bericht in The Guardian. Een gelekte cable waarin verslag werd gedaan van een gesprek over democratisering dat hij voerde met enkele afgevaardigden van westerse regeringen. Een door Mugabe aangestelde Officier van Justitie doet inmiddels onderzoek naar de mogelijkheden Tsvangirai te vervolgen voor landverraad. Ook als het niet tot een veroordeling komt is de politieke schade groot.

Het menselijk geheugen is natuurlijk niet onfeilbaar. Maar het gemak waarmee mensen die enkele jaren terug vonden dat Irak via diplomatieke weg bewogen had moeten worden haar (achteraf niet bestaande) massavernietigingswapens op te geven nu schande spreken van de werkelijkheid die achter diplomatie schuilgaat is treurigstemmend. Diplomatie is misschien vuil werk, het redt wel levens.

Theodore Dalrymple schreef vorige maand dat de wens om de grens tussen de publieke en private sfeer op te lossen, wat Julian Assange in zekere zin lijkt na te streven, in het verleden slechts was voorbehouden aan totalitaire regimes. Belangrijke informatie moet in bepaalde gevallen zeker in het publieke domein worden gebracht, maar dit idee uitbreiden tot een allesomvattende en universeel geldende doctrine is levensgevaarlijk.

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Notities

Een man op een boot

David Foster Wallace in New York, 1997. (Foto: Janette Beckman/Retna LTD.)

Een reisverslag valt Superleuk, maar voortaan zonder mijvan David Foster Wallace moeilijk te noemen. Wat op het eerste gezicht een verzameling grappige observaties en rake typeringen lijkt, blijkt bij nadere beschouwing een impressionistisch essay dat inzicht biedt in een bij uitstek moderne vorm van vermaak. De existentiële eenzaamheid van de schrijver die het allemaal ondergaat is hierbij zelden ver weg.

 

David Foster Wallace was na de publicatie van zijn magnum opus, de vuistdikke toekomstroman Infinite Jest (1996), een van de belangrijkste figuren in de Amerikaanse literatuur. Hij geldt als inspirator van een hele generatie schrijvers, onder wie Jonathan Safran Foer en Benjamin Kunkel. Vorig jaar pleegde hij, nadat hij niet langer reageerde op antidepressiva, zelfmoord. Het is verleidelijk zijn werk nu te beschouwen in het licht van die tragische gebeurtenis en het te zien als kroniek van een aangekondigde dood. Dit zou de schrijver echter tekortdoen. Hoewel dit essay alweer bij vijftien jaar oud is heeft het weinig aan kracht verloren. De Nederlandse lezer mag zich gelukkig prijzen dat ook een kleiner werk als dit is vertaald.

Alleen in de massa 
Harper’s Magazine boekte een volledig verzorgde cruise van een week voor de schrijver, met als enige wederdaad een uitgebreid verslag voor het tijdschrift. Wallace komt terecht op de MS Zenith, die hij consequent aanduidt als de MS Nadir. Wat volgt is een bij vlagen hilarisch verslag vol onzichtbare kamermeisjes, vervelende tafelgenoten, een wantrouwige kapitein die Wallace’ nieuwsgierigheid niet op prijst stelt, overvloedig eten, een state of the art-badkamer en misplaatste jaloezie over de vermoedelijk nog grotere luxe op een verderop aangemeerd schip van een concurrerende maatschappij.

Al lezende doet het ‘machtige lazuren hemelgewelf’ pijn aan de ogen. Enerzijds omdat de beschrijvingen vaak prachtig zijn, anderzijds omdat het door Wallace beschreven geluk pijnlijk oppervlakkig is. De tekst ademt de onmogelijkheid voor de schrijver zijn ironische afstandelijkheid naast zich neer te leggen en door onvoorwaardelijke overgave genot te ervaren. Alle geestigheden ten spijt lijkt Wallace zich geen moment werkelijk op zijn gemak te voelen. Het beeld dat hij, wanneer hij zich niet opsluit in zijn kajuit, in eenzaamheid over het immense schip zwerft, dringt zich steeds sterker aan de lezer op. Toch weigert Wallace in bot cynisme te vervallen. Bij tijd en wijle is zijn toon wantrouwend, maar vaker oprecht verbaasd over het gedrag van zijn medepassagiers. Soms lijkt hij zelfs blij verrast.

De nuance in de Engelse titel – A Supposedly Fun Thing I’ll Never Do Again – is in de vertaling helaas weggevallen. Van het licht ironisch onbegrip voor het genot van een cruise in de originele titel is in de Nederlandse vertaling weinig over. Het klinkt hier meer als bijtend bedoeld sarcasme. Dit gebrek aan subtiliteit past niet bij Wallace’ observerende schrijfstijl.

Doelloos ronddobberen
Critici menen dat de essays van Wallace vaak een duidelijke structuur ontberen en zodoende richtingloos zijn. Zeker voor het eerste valt iets te zeggen. Het verhaal meandert zonder duidelijke aanleiding van het ene naar het andere onderwerp. Wallace’ stijl is hier zeer impressionistisch. Het tweede punt van kritiek is eveneens het gevolg van die stijlkeuze, mogelijk ingegeven door een meer principiële positie. Wallace wil niets beweren, geen idee opdringen of een mening venten: hij ondergaat iets om er vervolgens kritisch maar rechtvaardig verslag van te doen. De kracht van dit essay is er in gelegen dat de lezer geen moment het idee heeft een diepgaande beschouwing te lezen, terwijl men aan het eind toch het gevoel heeft nieuwe inzichten te hebben opgedaan.

Overigens sluit het gebrek aan sturing in de tekst in dit specifieke geval mooi aan bij het onderwerp. Bij een cruise gaat het tenslotte niet om een reis in de traditionele zin van het woord, de passagiers gaan nergens naar toe. Vanaf het moment dat ze aan boord stappen zijn ze op hun bestemming, het hele feest dobbert gewoon een weekje rond. Doelloos en enigszins verdwaasd, net als het vermaak dat ze aan boord in overvloed geboden wordt.

David Foster Wallace – Superleuk, maar voortaan zonder mij (vert. Iannis Goerlandt)
Uitgever: J.M. Meulenhoff
Prijs: € 18,95
166 bladzijden
ISBN 9789029085243

9 december 2009. Eerder verschenen op 8weekly

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Recensies

Korter: Hengrid

Korter: Hengrid.

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Notities

Literatuur na de tweede erfzonde

W.G. Sebald (vert. Ria van Hengel) – Campo Santo

door Jan Postma
29 december 2010

Ludwig Wittgenstein stelde ooit dat de dood geen gebeurtenis in het leven is, maar deze uitspraak gaat uiteindelijk alleen op voor het eigen heengaan. De dood, en aanverwante thema’s als de onvermijdelijkheid van verlies en rouw, speelde zeker een belangrijke rol in het werk van de Duitse schrijver W.G. Sebald (1944-2001). In Campo Santo zijn fragmenten, eerder verschenen literatuurwetenschappelijke artikelen en korte essays verzameld.

Nadat Sebald in december 2001 bij een auto-ongeluk om het leven kwam, schreef New Yorker-recensent Anthony Lane dat de eerste reactie van Sebalds lezers geen treurnis maar woede moet zijn geweest. ‘Geen leven verdient het vroeg afgekapt te worden, maar de onrechtvaardigheid benaderde hier het monstrueuze.’ Lane stelde dat de enige persoon die zowel de tragedie als de belachelijke ironie van deze dood op waarde had kunnen schatten, helaas de overledene zelf was. Eenieder die met het werk van Sebald bekend is begrijpt dit sentiment; de onvermijdelijkheid van verlies heeft een centrale plaats in het werk van deze romancier, essayist en literatuurwetenschapper.

Lezer op afstand

Sebald vestigde zich na een studie literatuurwetenschap aan de Universiteit van Freiburg voorgoed in Engeland in 1970. Die fysieke afstand tussen hem en zijn vaderland belette hem echter niet zich te richten op een grondige analyse van de recente Duitse geschiedenis en haar verwerking in de literatuur. Een groot deel van Campo Santo is ingeruimd voor literatuurwetenschappelijke stukken die zich bezighouden met dit vraagstuk van de Duitse letteren na de Holocaust.

De bundel opent echter met een aantal essayistische verhalen waarin een naamloze verteller – onduidelijk blijft of dit de schrijver zelf is – verslag doet van enkele ervaringen op Corsica. Feit en fictie lijken naadloos in elkaar over te lopen; de lezer blijft ook hierover in onzekerheid. De eventuele grens is in ieder geval onzichtbaar. Het zijn prachtige subtiele schetsen die keer op keer raken aan Sebalds grote thema’s – de dood, rouw en verlies – en die uiteindelijk tot een boek over het Franse eiland hadden moeten leiden.

Literaire waarheidsvinding

In het tweede deel zijn, zoals gezegd, artikelen opgenomen waarin Sebald de naoorlogse Duitse literatuur analyseert. Het is zware kost, zeker voor degenen die niet thuis zijn in de door Sebald kritisch besproken, of liever gezegd ontleedde, werken. Maar wie bereid is de nodige concentratie op te brengen wordt rijkelijk beloond. Aan de hand van de besproken werken krijgt de lezer inzicht in wat grote literatuur vermag. Mulisch schreef in zijn laatste roman, Siegfried: ‘voor de verklaring van de onuitspreekbare nazi-misdaden schiet de werkelijkheid tekort. Die zijn alleen in fictie te vangen.’ Sebald zou hier zonder twijfel mee ingestemd hebben. Hij beschrijft in verschillende essays een voortdurend proces van ‘literaire waarheidsvinding’, waarbij de literatoren van een land dat met een tweede erfzonde is opgezadeld zich voor uiterst pijnlijke morele vragen gesteld zien.

De bundel eindigt met een aantal latere teksten, waarbij goed te zien is hoe Sebald zich heeft ontwikkeld van literatuurwetenschapper tot essayistische schrijver. Het resultaat is een serie even vreemde als innemende miniaturen over een breed scala aan onderwerpen: van Kafka’s ervaringen met de cinematografie tot Nabokovs gave vanuit een buitenwerkelijk perspectief te schrijven. Het vreemdste stukje is echter ‘Scomber scombrus of de gewone makreel’ dat de ondertitel ‘Over de schilderijen van Jan Peter Tripp’ draagt, maar toch echt over makrelen gaat. Om de verwarring compleet te maken is het echter wel geïllustreerd met twee werken van Tripp, een vroegere schoolgenoot van Sebald, waarop een makreel afgebeeld staat.

Prematuur verongelukken

De vertaling is, afgezien van een enkele ‘twee maal zo veel dan’ constructie, vlekkeloos. Eén zin springt echter nogal in het oog. In het essay ‘De wroeging van het hart. Over herinnering en wreedheid in het werk van Peter Weiss’ schrijft Sebald: ‘Zijn hele werk is uitgevoerd als een bezoek bij de doden, zijn eigen doden om te beginnen: zijn veel te jong verongelukte zus, die hij maar niet kan vergeten.’ Het is niet duidelijk of het om een verkeerde vertaling gaat, of dat het simpelweg een onjuiste woordkeus van de schrijver is. Maar hoewel deze vreemde zin niet lijkt te kunnen kloppen, is het eerste wat de lezer denkt hoe waar dit toch kan zijn. Het is pijnlijk om te bedenken dat deze schrijver, die pas enkele jaren eerder tot literaire bloei was gekomen, zo veel te vroeg verongelukt is.

Uitgever: De Bezige Bij
Prijs: 24,90
269 bladzijden
ISBN 9789023459491

Eerder verschenen op 8weekly

.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Recensies